Toetshandreiking lerarenopleiding basisonderwijs Wiskunde - Toetsdoelen: referenties
Bij vragen binnen de categorie ‘maatschappelijke relevantie en verstrengeling’ zijn vaak niet alle getallen gegeven. De gecijferde leraar heeft echter kennis van tal van getallenfeitjes. Of kan ze construeren danwel beredeneren. Een veelgebruikt ander woord voor deze getallenfeitjes is ‘referenties’. Deze referenties zijn vaak persoonlijk van aard. Een voorbeeld is het inwonertal van Assen. Iemand die in de buurt van Assen woont of op andere manier speciale interesse voor Assen heeft, heeft het aantal inwoners waarschijnlijk paraat. Maar iemand die die kennis niet heeft, kan wel beredeneren dat het inwonertal van Assen kleiner is dan 300.000. Immers: in een stad als Utrecht wonen 300.000 mensen en Assen is aanzienlijk kleiner. Hieronder staat over welke kennis en welke vaardigheden de student dient te beschikken.
Kennis en taal
De student kent in globale zin:
het aantal inwoners van Nederland, de EU, de wereld en van de steden Amsterdam en Rotterdam (en weet dat in al die gevallen ongeveer de helft van de inwoners vrouw is en de andere helft man)
de bevolkingsopbouw van Nederland
afmetingen van Nederland en van de aarde
de snelheid van een wandelaar, fiets, auto, trein en verkeersvliegtuig
de snelheid van het geluid
eigen lichaamsmaten en weet in hoeverre die gemiddeld zijn
De student kent tijdsaanduidingen, zoals:
seconde, minuut, uur, dag, maand en jaar
weten hoeveel dagen de maanden hebben
lustrum, decennium, eeuw en millennium
en kent relaties tussen deze tijdsaanduidingen of kan die achterhalen
Vaardigheden
De student kan vanuit een beperkt aantal algemene en persoonlijke referenties (zie kennis) of vanuit kennis van andere vak- en vormingsgebieden (zoals bijvoorbeeld benoemd in de betreffende kennisbasis):
globale getalsmatige gegevens rond de (digitale) infrastructuur van Nederland achterhalen
globale getalsmatige gegevens rond alledaagse objecten achterhalen
globale getalsmatige gegevens rond mensen en dieren achterhalen
globale getalsmatige gegevens rond de leefwereld van mensen achterhalen
globale berekeningen uitvoeren binnen de context van andere vak- en vormingsgebieden voor de basisschool
De student kan rekenen met referenties en daarbij kiezen voor een afronding die binnen de context gebruikelijk of aanvaardbaar is.
Een voorbeeld ter verduidelijking: als het om referenties gaat, is er een duidelijk verschil tussen (parate) kennis en de vaardigheid om kennis uit gegevens te kunnen afleiden. Stel dat het nodig is de hoogte van een boom te schatten, dan maak je gebruik van de lengte van de persoon die ernaast staat.
Andere voorbeelden
De student kan in globale zin achterhalen:
het aantal fietsen en auto’s in Nederland
het aantal televisietoestellen in Nederland
het aantal mobiele telefoons in Nederland (ongeveer 15 miljoen, want iedere Nederlander ouder dan 10 heeft een telefoon)
het aantal huishoudens in Nederland
het aantal honden of katten in Nederland (resp. 1,5 en 3 miljoen)
het aantal inwoners van Noord Holland (tussen 1 en 2 miljoen)
de snelheid van sporters als wedstrijdschaatsers, wielrenners, marathonlopers
wat de afmetingen zijn van een A4tje
wat de inhoud van een emmer is
hoeveel foto’s (van een zekere resolutie) passen op een geheugenkaartje met een gegeven omvang